
Bijna vijftig jaar tussen de wol
Nog drie jaar, dan bestaat Lasonder Fournituren aan de Pluimstraat in Enschede 25 jaar. Maar met hetzelfde gemak kun je zeggen dat het dan 50 jaar bestaat. Want in 1975 begon Henriëtte Lasonder haar winkel, aan de Walhofstraat. Daar had ze nu nog gezeten als er op 13 mei 2000 geen vuurwerkramp was geweest. Haar hele pand ging de lucht in. Geen steen stond meer op de andere.
Als kind zat ze altijd te spelen in het magazijn van haar vader. Tussen de knoopjes, de bolletjes wol, de ritssluitingen. Toen ze wat ouder was en niet naar school hoefde, hielp Henriëtte Lansonder (1960) haar vader op de markt. Heeft ze jarenlang gedaan. Dat was hard werken. Half zeven ’s ochtends de bestelbus uitpakken en de kraam opzetten. Vervolgens de spullen uitstallen: garens, naalden, kleinvakartikelen, ritssluitingen, knopen, noem de hele fourniturencollectie maar op. Dan nog even snel een kopje koffie in een naburig café en dan is het al snel 8.30 uur als de eerste klanten zich aan de kraam melden.
En zoals dat gaat bij marktkooplui kan na een dag hard werken de boel weer afgebroken worden om het een dag later weer ergens anders op te bouwen. Het wordt iets minder arbeidsintensief als de familie Lasonder overgaat op een marktkraam op wielen. Die hoef je na het loskoppelen van de auto alleen maar open te klappen om daarna de opgestapelde goederen uit te stallen. Maar zo gek veel werk scheelt dat ook weer niet. Het blijft een kwestie van ’s ochtends vroeg van Enschede naar Deventer, Raalte, Hoogeveen en/ of naar de markt in eigen woonplaats rijden om het handeltje in fournituren aan de man/ vrouw te brengen.
Het lijkt erop dat de toekomst van Henriëtte Lasonder er zo uit zou komen te zien. Inpakken, uitpakken, weer inpakken en wegwezen. Van dagmarkt naar dagmarkt. Dat vond ze niet eens een vervelend toekomstbeeld. Maar het is haar vader die iets anders oppert. Vijftien is ze, als hij vraagt of ze het leuk zou vinden in een fourniturenwinkel te staan. Wat zou ze ervan zeggen als hij een pandje voor haar koopt? Hij blijft met zijn vrouw die markten wel doen, maar dan kan zij ondertussen mooi in de winkel staan. Hij heeft een pandje op het oog in de Walhofstraat 27 in Enschede. Een pand met een mooi schuin dak, tussen een automaterialenzaak en een groothandel voor horecavoedsel. ‘Het was schuin tegenover mijn ouderlijk huis. Maar mijn vader zei dat ik er wel eerst goed over na moest denken of ik het echt wilde. Want een eigen winkel betekent wel dat je zes dagen in de week moet werken. Een sociaal leven zou er bij inschieten. Maar ik hoefde er niet over na te denken. Ik wilde niets anders. Zo’n winkel was een droom.’
Grootouders
Het idee van een winkel komt niet helemaal uit de lucht vallen. Haar grootmoeder was in 1919 onder de naam Lasonder in de Enschedese binnenstad al een winkeltje aan huis begonnen. Waar dat huis precies stond heeft Henriëtte nooit geweten. Haar vader heeft het na tweemaal een platgebombardeerd ouderlijk huis ook nooit kunnen vertellen. Wel weten ze dat grootmoeder de zaak runde en dat grootvader een ondergeschikte rol in het geheel speelde. Die grootvader begon na enige tijd wel een bedrijfje dat fournituren op de markt verkocht. Dat hij geen groot zakenman was, ontdekten ze pas goed toen zoon Jan het bedrijf begin jaren vijftig overnam. ‘Mijn vader kon pas echt beginnen toen hij een heleboel schulden van zijn vader had weggewerkt.‘ Maar de winkel aan de Walhofstraat 27 is vanaf 6 november 1975 een feit.
En het leven gaat voort. Henriëtte runt de winkel, haar ouders doen de markten. Henriëtte leert rubberverwerker Egbert Ossel kennen. Ze trouwen en gaan in de Pluimstraat wonen, waar hun zoon en tweeling (dochters) worden geboren. Overdag staat ze in de winkel aan de Walhofstraat. De zaken gaan goed. Ze hebben de eeuwwisseling doorstaan en denken alvast hoe ze het 25-jarig bestaan van de winkel in november dat jaar gaan vieren.
Vuurwerkramp
Maar zover komt het niet. Het 13 mei 2000 en de vuurwerkramp maakt drastisch een einde aan dit bestaan. Alles komt op z’n kop te staan. De winkel stort in, de inboedel verbrandt en het ouderlijk huis raakt dusdanig beschadigd dat het onbewoonbaar is geworden. Het pakhuis met de voorraden gaat in rook op. ‘Mijn broers stonden die dag op de markt op het Van Heekplein in Enschede. Het enige wat er van de hele fourniturenhandel nog over was, was datgene dat ze die dag niet hadden verkocht. We hadden alleen nog wat in de wagen zat, de rest was in vlammen opgegaan.’ Haar vader gaat na de ramp de markt niet meer op. Haar broers zoeken ander werk. En Henriëtte vat het plan op om in de garage naast haar woning in de Pluimstraat haar winkel voort te zetten. De ruimte die dienst deed als garage en als stalling voor de rolstoel van hun zoon wil ze verbouwen tot een nieuwe fourniturenzaak.
Het was een bedrijfspand toen ze het kochten, er zat een groothandel in voor motoronderdelen. Maar zonder de eigenaar ervan op de hoogte te stellen, had de gemeente terwijl ze er woonden het bestemmingsplan gewijzigd. ‘We kregen geen toestemming om de winkel daar voort te zetten. De gemeente hield het tegen. Ze hadden het bestemmingsplan zelf veranderd, je zou toch zeggen: draai dat terug, er moest na de vuurwerkramp genoeg gedaan worden om de stad weer op te bouwen. Maar de gemeente hield voet bij stuk.’ Uiteindelijk heeft de gemeente de tegenwerking niet vol kunnen houden. Het bestemmingsplan werd na ruim een jaar in de oorspronkelijke staat teruggebracht, waarna zij na een periode zonder inkomen de garage mocht ombouwen tot de piepkleine fourniturenwinkel die het de laatste 23 jaar is. Een winkel die z’n plek in de Twentse samenleving gevonden heeft. Een ruimte die helemaal bol staat van de wol, garens, zijde, knopen, band, kant, ritssluitingen, enzovoort, enzovoort.
Henriëtte houdt het al die jaren draaiend. Fourniturenhandel is een wereld die langzaam aan het verdwijnen is, dat hoort ze vaak van de vertegenwoordigers. En haar boekhouder levert ook nooit juichend meer de jaarcijfers in. Zelf is ze inmiddels wel tot de slotsom gekomen dat je zo’n winkel niet draaiende houdt om er rijk van te worden. Maar ze blijft het zeker tot haar pensioen doen. Als het zo uitkomt wil haar man Egbert wel eens een handje helpen in de winkel. Maar hij geeft toe dat er maar een is die in het doolhof feilloos de weg weet: zijn vrouw.