
De voortzetting van de huurovereenkomst van overleden ouders
Voor mijn werk als juridisch dienstverlener en als universitair docent kom ik regelmatig in de Randstad. Ik kan u verzekeren dat het cliché waarheid is. Met enige regelmaat word ik verbaasd aangekeken als collegae, cursisten of studenten vernemen dat ik
in Oldenzaal/Twente woon. Waar? Heeft u dan ook een
pied-à-terre in Rotterdam (of Amsterdam of Den Haag, alwaar ik op dat moment ben)? Of verblijft u door de week dan in een hotel? Enzovoorts. Nee, over een uurtje, als ik klaar ben, spring ik in de auto en over anderhalf à twee uren ben ik dan thuis. Bovendien hoef ik niet elke dag naar de Randstad maar gemiddeld slechts eenmaal in de veertien dagen. Als ik dan even later bij Deventer door de bekende kuil in de A1 rijd, weet ik dat ik met een dik half uur thuis ben, in Twente. Niet dat Twente heilig is, er zijn vele plezierige plaatsen buiten de Randstad, maar het is om te wonen en leven vele malen relaxter dan de Randstad. Het is heel leuk om in de Randstad te zijn, maar als je buiten de Randstad woont kun je ook
‘weg’ uit de Randstad, en dat ervaar ik persoonlijk als buitengewoon plezierig. Wat daar ook van zij, in de Randstad denken sommigen anders over ‘wonen’, zo bleek jongstleden februari. Wethouder
Zita Pels (GL) van de gemeente Amsterdam had een plan
om de woningnood te ledigen. Er moet meer doorstroming komen. Dat betekent dat op het moment dat de kinderen in een gezin het ouderlijk sociale huurhuis verlaten om te gaan studeren of anderszins, de ouders ook zullen moeten verkassen naar een kleinere woning, want de kinderen zijn weg en nu woon je dus te groot en dat is niet nodig en dus wegwezen. Na dit in de krant te hebben gelezen en daarna wakker te worden van enkele buitengewoon nare Noord-Koreaanse hallucinaties, heb ik even door mijn tuin moeten wandelen om bij te komen van de schrik. Er zijn gelukkig ook verstandige mensen in Amsterdam, zoals de kantonrechter die daar vonnis wees in de zaak die hierna aan de orde komt. Terugvorderen Als haar beide ouders zijn overleden, wil de meerderjarige dochter de huur van de huurwoning voortzetten. De verhuurder stelt zich op het standpunt dat de dochter meerderjarig is en dat er met haar geen huurovereenkomst is gesloten en vordert de woning terug. De achtergrond van dit verhaal is niet moeilijk te raden. De ouders huurden de woning vele jaren geleden toen de huren nog betaalbaar waren. Als de dochter dit contract, ook met alle wettelijk toegestane verhogingen gedurende de looptijd van het contract, voortzet, woont ze naar de huidige Amsterdamse huurprijzen ‘voor een (relatief) prikkie’. De verhuurder wil de woning natuurlijk terug om het naar de huidige marktprijzen opnieuw te kunnen verhuren. Deze verhuurder is een commerciële partij die vele woningen in bezit heeft en verhuurt. Het zijn dus professionals die van investeren in woningen om ze daarna te verhuren hun professie hebben gemaakt. Dat laatste is een belangrijk feit want een professional pakt de positieve kanten van een marktontwikkeling, maar moet ook bereid zijn de tegenvallers te incasseren. Weegschaal De dochter heeft sinds haar geboorte bij haar ouders in de woning gewoond en de woning tussendoor nimmer verlaten. Bovendien had deze dochter enigszins beperkte verstandelijke vermogens. De huishouding was gezamenlijk, de moeder betaalde de huur en zorgde voor het eten en de dochter betaalde kostgeld. Deze vorm van samenwoning was ook duurzaam op de toekomst gericht. Daar komt nog bij dat de dochter mede door middel van een werkgeversverklaring kon aantonen dat zij voldoende financiële waarborg kon bieden om de huur te kunnen continueren. Als slotstuk kon de dochter ook aannemelijk maken dat zij zelfstandig voor een Amsterdamse huisvestingsvergunning in aanmerking kon komen. De rechter die dit alles op zijn weegschaal legde kwam dan ook tot de conclusie dat de vordering van de dochter om de huurovereenkomst voor te zetten diende te worden toegewezen. Uitzonderingen Hoewel het contract strikt genomen alleen tussen partijen kan gelden en anderen er daarom geen aanspraak op kunnen maken of andere rechten aan kunnen ontlenen, zijn er uitzonderingen. Deze zaak is daarvan een mooi voorbeeld. Hoewel de verhuurder strikt genomen niets met de dochter te maken heeft, moest de rechter hier corrigerend optreden. De verhuurder deed goede zaken met de woning en de huur werd altijd tijdig voldaan. Het eindigen van die overeenkomst met als enig doel alleen nog maar meer winst te kunnen maken, is gezien de omstandigheid niet gepast. De dochter is met haar beperking verknocht aan de woning en de buurt. Een andere woning is niet beschikbaar. Ze zou dan buiten de Randstad naar een onbekende omgeving moeten verhuizen en zou haar vaste baan moeten opgeven. Dat weegt niet op tegen het belang van de verhuurder die, nogmaals, niets te kort komt, maar alleen nog maar winst wil maken. Ook mijn volgende bijdrage in Zilver staat al in de steigers. Als er geen dringende actuele casus voorligt die voor moet gaan, zal ik een casus bespreken waarin een pensioenadviseur niet goed communiceert met de begunstigde van de pensioenregeling. Als die regeling later niet goed uitpakt, heeft dat grote gevolgen.