
Onderweg naar Bentheim
Twente door de ogen van Ruisdael, Hobbema en Waterloo
Het glooiende Twentse landschap was al in de zeventiende en achttiende eeuw een inspiratiebron voor veel kunstenaars. Schilders als Jacob van Ruisdael, Meindert Hobbema en Anthonie van Waterloo trokken via Twente naar Bentheim en vereeuwigden het landschap dat zij onderweg tegenkwamen op tekeningen en schilderijen.
In 1604 moedigt de Haarlemse schilder en kunsttheoreticus Karel van Mander in zijn bekende Schilder-boeck jonge kunstenaars aan om de stad uit te gaan en het landschap te observeren. Schilders moeten volgens hem tekeningen maken, om deze vervolgens in het eigen atelier uit te werken tot schilderijen. De provincie Overijssel, de regio Twente en de Nederlands-Duitse grens behoren tot de bestemmingen van de jonge landschapskunstenaars. Dit moet een moeilijke tocht zijn geweest. Struikrovers waren een bekend probleem en de wegen
waren modderig en slecht. Dit weten we onder andere door een reisverslag van een bezoek van Cosimo de’ Medici, de latere Groothertog van Toscane, aan de regio in 1668. Zijn biografen schrijven dat de wegen in de Twentse regio moeilijk begaanbaar waren, dat
de herbergen oncomfortabel waren en dat er voor de deuren van stadsboerderijen vele mesthopen lagen.
Nederlands-Duits grensgebied
Toch kiezen onder anderen Jacob van Ruisdael, Nicolaes Berchem en Meindert Hobbema voor een reis naar het Nederlands-Duitse grensgebied. Van Ruisdael schildert meermaals kasteel Bentheim, tien kilometer over de grens bij Oldenzaal, de watermolens bij Singraven en een gezicht op Ootmarsum. Daarnaast tekent hij het landschap. Zo lijkt hij de dubbele watermolen van Huis Singraven vaak te hebben geschetst en maakt hij tekeningen van de vakwerkhuizen die hij onderweg tegenkomt.
Twentse landgoederen
In de vroege achttiende eeuw reizen de kunstenaars Cornelis Pronk en Abraham de Haen samen met de lakenkoopman en oudheidkundige Andries Schoemaker langs de Twentse havenzaten. Tijdens deze tekenreizen maakt Abraham de Haen naast tekeningen ook notities over de landgoederen die hij met zijn reisgezelschap bezoekt. Hij noteert welke adellijke huizen door wie ter plekke zijn getekend. Zo meldt hij over Huis Hekeren in Goor: “Hekeren, een vast vierkant gebouw, met een zeskantig torentje, aen ’t noordoosten van de stad Ghoor gelegen; is in den jaere 1732. door mij en C.P. na ’t leven afgeschetst.” De Haens aantekeningen geven ons nu de mogelijkheid om in de voetsporen van de kunstenaars te treden.
Unieke bruiklenen
Deze tentoonstelling is een samenwerking tussen Rijksmuseum Twenthe en het RKD – Nederlands Instituut voor Kunstgeschiedenis en omvat schetsboekjes, tekeningen en landschapsschilderijen van onder meer Jacob van Ruisdael, Anthonie Waterloo, Meindert Hobbema, Cornelis Pronk en Abraham de Haen. Met unieke bruiklenen uit privéverzamelingen en openbare collecties als het Rijksmuseum Amsterdam, Teylers Museum in Haarlem, Museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam, de Alte Pinakothek in München, de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België in Brussel en Nivaagaards Malerisamling in Nivå, toont de tentoonstelling hoe Twente en het grensgebied eeuwenlang kunstenaars heeft geïnspireerd voor hun geschilderde en getekende landschappen.
Tentoonstelling ‘Onderweg naar Bentheim. Twente door de ogen van Ruisdael, Hobbema en Waterloo’ van 4 november tot en met 3 februari 2024 in Rijksmuseum Twenthe, Enschede.